Verhaal || Het geheim van de dief
Er was eens een rijk en machtig edelman, met een vreselijk humeur. Hij kon heel hard zijn en hij vergaf geen mens voor wat dan ook.
Op een dag was zijn arme dienstmeisje, Ilana, de voorraadkamer aan het schoonmaken. Daar zag zij lekkere pruimen liggen, ze keek om zich heen of niemand het zag, en stak drie pruimen in de zak van haar schort. Voor haar broers thuis, die erge honger hadden. Maar een bewaker had het toch gezien, en hij meldde de diefstal.
Even later werd ze bij de edelman gebracht: ‘Breng haar naar de kerker’, schreeuwde hij woedend, ‘en keten haar vast aan de muur, tot ze oud en grijs is geworden!”.De vrienden en familie van de edelman stonden versteld van zo’n hardvochtig vonnis. Maar Ilana bleef kalm en zei: ‘Mijn heer, ik aanvaard uw oordeel. Jammer alleen dat het geheim van mijn moeder nu samen met mij wordt opgesloten.’ ‘Het geheim van je moeder?’ vroeg de edelman. ‘En wat mag dat dan wel zijn’ ‘Mijn moeder’, antwoordde Ilana, ‘wist hoe ze het zaad van granaatappels zo kon planten, dat je de appels de volgende dag al kon plukken.’ ‘Hmmm’, dacht de edelman bij zichzelf. ‘Stel je voor dat ik in één nacht hele velden van granaatappels rijp kan laten worden! Ik zou de rijkste man ter wereld zijn!’ Tegen Ilana zei hij dus: ‘Als het waar is wat je zegt, laat me dan zien hoe je dat doet.’ De edelman en zijn gevolg gingen achter Ilana aan de tuin in. Ademloos keken ze toe hoe ze een heel diep gat groef. Toen het gat klaar was, zei Ilana: ‘Het zaad ontkiemt alleen als het geplant is door iemand die nog nooit iets van een ander heeft afgenomen. Omdat ik een dief ben, kan ik het dus niet planten. Wie van u wil dat doen?’
De edelman wendde zich tot zijn beste vriend en zei: ‘De eer is aan jou!’ Maar de vriend antwoordde dat hij dat niet kon. ‘Toen ik een jongen was, heb ik eens mijn vaders horloge weggenomen’, legde hij uit. ‘Nou, jij dan maar, mijn lieve vrouw. Wil jij ons de eer aan doen om dit zaad voor ons te planten?’ ‘Mijn lieve man’, antwoordde ze, ‘ook ik heb me schuldig gemaakt aan het wegnemen van iets wat niet van mij was. Als kind heb ik in een vlaag van woede de ketting van mijn zusje gestolen’. Een voor één vroeg de edelman aan alle aanwezigen om het zaad te planten. Eén voor één vertelden ze hoe ze ooit iets hadden genomen wat niet van hen was. ‘Mijn heer, mag ik dan voorstellen dat uzelf het zaad plant’, zei Ilana, terwijl ze hem het zaad aanreikte. Maar de zaadkorrels gleden uit zijn vingers toen hij zich herinnerde hoe hij eens verse kruiden had geplukt in de tuin van de buren.
Hij schudde zijn hoofd en zei: ‘Je bent een slim kind. Je hebt me geleerd dat niemand volmaakt is. Ik schenk je vergeving voor wat je gedaan hebt. Je mag zoveel meenemen als je wilt om je familie te eten te geven.’ Sinds die dag moest de edelman altijd aan zijn eigen fouten denken Vóór hij anderen een straf op legde. De mensen in dit verhaal hebben allemaal iets weggenomen wat niet van hen was. Denk je dat het niet zo erg is iets te doen, ook al weet je dat het verkeerd is, alleen omdat andere mensen het ook doen? Uit: ‘Meedoen met God’ van Gila Gevirtz (uitgave Sja’ar)