Een verhaal over de grote geleerde Hillel
Hillel was al veertig jaar toen hij van Babylon naar Jerusjalajim ging om daar met de grote geleerden Tora te gaan studeren. Het leven was niet gemakkelijk. Hij verdiende zo weinig geld met allerlei malle baantjes dat hij soms niet eens genoeg had om te eten. Maar met een beetje fantasie, humor en een heleboel geduld doorstond hij de moeilijke tijd. En toen hij zelfs geleerder werd dan zijn leraren, wist iedereen dat hij een groot geleerde was. Zelfs de kinderen kenden hem.
‘ Daar gaat Hillel’ mompelde Chen, zijn vriend een por gevend terwijl ze de grote geleerde op vrijdagmiddag haastig voorbij zagen lopen, op weg naar huis. ‘O, ik heb wel van ‘m gehoord’, antwoordde Tal. ‘Iedere keer als ik op school in de problemen kom zegt mijn moeder dat ze zou willen dat ze een klein beetje van zijn geduld had.’ ‘ Dat is nog niks,’ zei Chen. ‘ Mijn vader dreigt iedere keer mij voor les naar hem toe te sturen.’ Tal lachte. ‘ Ik zou echt medelijden hebben met de arme Hillel als hij jouw leraar zou moeten zijn! Maar hij is misschien de enige die nog iets fatsoenlijks van jou kan maken’. ‘O, denk jij dat?’ Chen trok een voor Tal erg bekend gezicht, een gezicht dat onweer betekende. ‘ Ik durf te wedden dat hij het met mij niet lang zou kunnen uithouden’.
‘Wat zeg je? Wil je bij hem op les gaan alleen om mijn ongelijk te bewijzen?’ vroeg Tal. ‘ Nee, nee, ’tuurlijk niet’, zei Chen snel.’ Ik wil alleen maar wedden dat ik Hillel kwaad kan krijgen. Als het me lukt, dan eh…, dan betaal je mij …..400 stuivers. Als het me niet lukt krijg jij dat van mij. Doe je mee?’
Tal knikte enthousiast. Ja, o, ja, goed plan’ zei hij en de twee jongens gingen op weg naar Hillels huis.
Terwijl zijn vriend op de deur klopte keek Tal toe van achter een boom. ‘Hallo’, riep Chen. ‘ Is hier iemand? Is er hier iemand die Hillel heet?’
Er klonk binnen een ‘klots geluid’ en daarna haastige voetstappen. De grote geleerde zelf opende de deur. ‘ Hallo jongeman,’zei Hillel terwijl het water uit zijn baard droop.’ Wat kan ik voor je doen?’
‘O, nee…!’zei Chen, terwijl hij ontzettend zijn best deed beschaamd te kijken. ‘ U zat net in het bad voor sjabbat. Wees niet boos op me. Ik kom mijn vraag wel een andere keer stellen.’ En hij begon langzaam weg te lopen . ‘ Ik ben helemaal niet boos,’antwoordde Hillel. ‘ Je bent hier nu toch , dus vraag maar. Wat wilde je weten?’
‘ Nou, wat ik me eigenlijk afvroeg is,’ zei Chen een beetje
grinnikend, ‘waarom is de lucht blauw? ‘
‘ Hmmm,’ zei Hillel. ‘ Daar vraag je me wat….’ ‘Nu heb ik u geirriteerd,’ zei Chen snel.’ Wat een……’ ‘ Nee, nee, je laat me niet uitpraten,’ zei Hillel. Ik wilde net zeggen dat de lucht blauw is omdat,….omdat…..Om bij de zee te kleuren….! Ja, dat moet het zijn.’ Hij knikte vriendelijk gedag en sloot de deur.
Chen keek Tal aan en haalde zijn schouders op. Maar zo snel gaf hij het niet op.
‘Halloooooooo!’ schreeuwde Chen, harder dan daarvoor. ‘ Hallo Hillel? Help Hillel! Het is enorm belangrijk!’
Hillel opende de deur met een heel nat hoofd, maar hij zag er niet boos uit. ‘ Wat is er? Is er iets mis?’ ‘ Nou nee, niet echt,’ zei Chen’ Ik wilde u alleen nog iets anders vragen. U bent toch niet boos…..toch?’ ‘ Natuurlijk niet, jongeman,’ antwoordde Hillel. ‘Vraag jongeman, vraag’.
‘Ik vroeg me zo af,’ zei Chen. ‘ Waarom is de zee blauw?’ ‘ Alweer zo’n interessante vraag!’ lachte Hillel. ‘ Wel, de zee is blauw zodat we hem kunnen onderscheiden van het groene land! Sjabbat sjalom!’ Hij glimlachte en sloot opnieuw de deur. Tal hield een hand voor zijn mond om niet in lachen uit te barsten.
‘Chen,’ fluisterde hij nogal hard. ‘ Geef je het nou nog niet op? Ik zou maar zorgen dat je die 400 stuivers bij de hand hebt, want volgens mij heb ik die weddenschap wel gewonnen’. Maar Chen antwoordde niet. Zijn hoofd was rood van boosheid…..of schaamte.
Hij hief zijn gebalde vuist en bonkte op de deur. ‘ Hillel, Hillel, Hillel!’ schreeuwde hij. ‘ Doe open’.
Dit keer ging de deur meteen open. ‘ Ik ben maar niet weer in het bad gegaan,’ glimlachte Hillel, ‘ want ik dacht al dat je terug zou komen.’
Chen sloeg hier geen acht op. ‘ Ik had een vraag. Een echt heel belangrijke,’ zei hij nors. ‘ Maar ik ben vergeten wat het was. Bent u nu niet boos?’
Maar Hillel ging op de drempel van zijn huis zitten.’ Nou dan, zei hij,’Als het zo belangrijk voor je is, dan ga ik hier gewoon zitten tot jij je het weer herinnert’.
Als Hillel ooit kwaad zou worden dan had hij het nu toch al wel moeten zijn.
Chen zuchtte diep. ‘ Ok, ik herinner het me weer’. Toe maar, zei Hillel, ‘ vraag maar raak’. Chen keek hem woedend aan. ‘ Bent u de grote wijze Hillel?’
‘ Ja, dat zegt men, antwoordde Hillel. ‘ Nou dan hoop ik wel dat u de enige bent!’ Chen spuugde de woorden bijna uit.
‘Ach kind,’ zei Hillel,’waarom zeg je zoiets?’ ‘ Omdat u er zojuist voor hebt gezorgd dat ik 400 stuivers armer ben geworden.’ Chen stampvoette en gebaarde naar Tal.
‘Ik wedde met mijn vriend hier dat ik ervoor zou kunnen zorgen dat u boos zou worden door mijn gevraag, maar het is echt on-mo-ge-lijk!!’ Tal kwam tevoorschijn uit zijn schuilplaats en stond zenuwachtig naast zijn vriend. Wat zou hun straf zijn? Geen van beiden durfden ze Hillel aan te kijken. Maar Hillel sprak en zijn stem klonk even warm als anders. ‘ Jij bent echt een heel goede leerling,’ zei hij tegen Chen, terwijl hij over zijn haar streek.’ Je hebt vandaag geleerd dat het helemaal geen zin heeft om boos te worden’. Hillel glimlachte nog een keer vriendelijk naar de beide jongens en ging weer terug naar zijn bad.