Heel, heel lang geleden was God heel erg bedroefd omdat er zoveel slechte mensen op aarde waren
Ze deden lelijk tegen elkaar en zij vernielden alle prachtige planten en bomen die God voor hen juist op aarde had gezet om van te genieten. God had er GENOEG! van. Hij zei: ‘We gaan opnieuw beginnen.’ Op een dag vertelde God aan Noach dat er een overstroming zou komen. ‘Noach, jij moet een grote houten boot bouwen.’ zei Hij.
Niemand wist wat een overstroming was. Maar Noach geloofde God en dus zocht hij voldoende hout bij elkaar om een hele grote boot te bouwen, een ark. God zei tegen Noach dat van elk dier dat er op aarde te vinden was, een mannetje en een vrouwtje in de ark moest worden gebracht. Noach vroeg: ‘Ook de brullende leeuwen?’ en God zei: ‘Ja.’ Noach vroeg: ‘Ook de sissende slangen?’ en God zei: ‘Ja.’ Noach vroeg: ‘Ook de kwetterende aapjes?’ en God zei: ‘Ja.’ ‘Oke’ zei Noach, want hij had vertrouwen in God en hij ging aan het werk om de ark bouwen. God riep Noach’s vrouw Naäma en zei tegen haar: ‘We gaan opnieuw beginnen, Naäma. Maak een tuin in de ark en vul die met de zaadjes van alle bloemen, planten en bomen in de wereld. Naäma vroeg: ‘Ook de rozen met hun prikkende doornen?’ en God zei: ‘Ja.’ Naäma vroeg: ‘Ook die avocado’s met hun grote pit?’ en God zei: ‘Ja.’ Naäma vroeg: ‘Ook de reusachtige eiken?’ en God zei: ‘Ja.’
Naäma liep en liep en liep. Ze haalde de zaadjes uit bloemen en bomen, uit vruchten en groenten. Haar tas werd zwaarder en zwaarder. Maar steeds als ze langs het veld met de paardenbloemen kwam, liep ze er voorbij. ‘Waarom plukt Naäma ons niet?’ fluisterden de paardenbloemen. Eerlijk gezegd Naäma vond dat paardenbloemen onkruid waren en dat de andere bloemen veel mooier waren.’ Zij dacht bij zichzelf: ‘Ik kan me niet voorstellen dat God wil dat ik dat lelijke onkruid pluk.’ En dus liep zij ze er elke keer voorbij. Eindelijk was Naäma klaar. Ze ging terug naar de ark en plantte alle bloemenzaadjes, alle bomenzaadjes, alle vruchtenzaadjes en alle groetenzaadjes in kleine potjes. Eerst een beetje aarde: ‘plet, plet, plet’, dan de zaadjes er voorzichtig bovenop, dan nog meer aarde ‘plet, plet, plet’ en tenslotte een flinke plens water voor de groei.
Naäma was moe toen ze klaar was. Zij ging zitten om uit te rusten. ‘Poehhhhhh’ zuchtte ze en sloot haar ogen. ‘Naäma’, riep God. ‘Waarom zit je uit te rusten?’ ‘Ik heb deze mooie tuin af’, zei Naäma. ‘Maar waar zijn de zaadjes van de paardebloem?’ vroeg God. ‘Ik dacht dat u geen onkruid wilde’, zei Naäma. ‘Al mijn planten zijn belangrijk voor de wereld,’ zei God. ‘Ze zijn misschien wel klein en ruiken niet erg lekker, maar zij zijn ook deel van al het moois op aarde. Alsjeblieft verzamel ook hun zaadjes.’ Naäma moest opschieten. Het begon al te regenen en Noach liet net de laatste dieren de ark in. ‘Waar ga jij naar toe?’ vroeg Noach. ‘Ik ga belangrijke werk voor God doen’, zei Naäma. Zij rende door de velden en de bossen, over de bergen en door rivieren tot ze op het veld kwam waar de paardenbloemen groeiden.
Zorgvuldig verzamelde zij de zaadjes en bracht ze naar de ark. ‘Net op tijd’, zei Noach terwijl hij de deur van de ark sloot . ‘Net op tijd’, zei Naäma, terwijl zij voorzichtig de zaadjes van de paardenbloem in haar tuintje plantte. ‘Net op tijd’, zei God, terwijl Hij de overstroming stuurde. Veertig dagen lang regende het en zorgde Naäma voor haar tuin in de ark. Iedere dag waren de plantjes een beetje meer gegroeid. Na veertig dagen stopte de regen. Naäma en Noach keken naar buiten en waren verdrietig toen ze alleen maar water zagen.
Zij keken bij alle dieren in de ark. Zij keken bij alle plantjes die groeiden in Naäma’s tuin in de ark. Zij raakten de sappige vruchten aan en roken de prachtige bloemen. Zij wisten dat er hoop was. Noach vroeg aan de raaf om buiten de ark te gaan kijken of het water al zakte. ‘Neem dit zaadje van de olijfboom mee’, zei Naäma. ‘Als je ergens een stukje droog land vindt, laat het dan vallen dan zal er een boom uit groeien.’ De raaf was een beetje bang maar hij vloog dapper weg. Een paar dagen later kwam hij terug. ‘Het is daar buiten nog erg nat’, zei hij. Dus wachtten Naäma en Noach een paar dagen.
Toen vroeg Naäma aan de duif om buiten te gaan kijken of het water al zakte. De duif was een beetje bang maar hij vloog dapper weg. Een paar dagen later kwam hij terug. ‘Het is daar buiten nog erg nat’, zei hij. Nu wachtten Naäma en Noach een hele tijd. Toen vroeg Naäma aan de duif om nog eens te gaan kijken of het water al zakte. Deze keer kwam de duif terug met een takje in zijn snavel. ‘Het is een olijftakje!’ zei Naäma. ‘Het is gegroeid uit het zaadje dat de raaf heeft laten vallen!’ ‘Droog land!’ zei Noach. ‘Laten we naar buiten gaan!’ Hij opende de grote deuren van de ark en alle dieren tuimelden naar buiten de aarde op. Voorzichtig droeg Naäma alle bloemen, bomen, vruchtenplantjes en groenten die zij uit de zaadjes had laten groeien naar buiten en plantte ze zorgvuldig overal op de aarde.
Zij werkte iedere dag erg hard om de wereld heel mooi te maken. Noach hielp ook. Naäma zorgde extra goed voor de paardenbloemen en daarom groeien er nu overal op de wereld paardenbloemen. Toen Naäma en Noach klaar waren met werken keken ze omhoog en zagen een prachtige regenboog: rood en oranje en geel en groen en blauw en paars. God zei, ‘Deze mooie regenboog is mijn belofte aan jullie dat er nooit meer zijn grote overstroming komt. Zorg goed voor onze aarde en maak er een plek van waar het altijd fijn is om te zijn. En dat deden Naäma en Noach.