Een chanoeka verhaal, vrij naar het verhaal van rabbijn Awraham Soetendorp
Ik ben geboren op een druilerige ochtend in hartje Den Haag. Ik werd gemaakt door een sjofele koperslager, die in opdracht van een joodse koopman een serie chanoekiot maakte. Toen ik af was bekeek hij mij heel goed: ‘ Ach hij is wat groot en niet helemaal perfect, maar hij is tenminste af.’
De volgende dag werd ik voor een daalder, in die tijd 1725, heel veel geld, verkocht aan de koopman Felazquez. ‘Zoooo, wat een chanoekia!’zei zijn vrouw en ik voelde me weer beter dan de dag ervoor, want dat klonk wel goed. Toch stond ik in de maanden erna in een stoffig magazijn te wachten terwijl de andere chanoekiot gevuld werden met kaarsen en stonden te stralen in de huiskamers. Ik werd er een beetje verdrietig van.
Plotseling veranderde alles. Mijn schepper kwam langs, bekeek en bevoelde mij weer en kocht mij terug voor twee daalders!! Dat was me wat, in minder dan een jaar was ik twee keer zo waardevol geworden!
Het is ook waar dat je met degene die je gemaakt heeft een band hebt, voor mensen is dat anders dan voor voorwerpen, zoals ik. Kinderen groeien langzamer en hebben dus veel meer tijd om hun ouders te leren kennen en andersom. Voor ons geldt, hoe ouder en versletener, hoe minder men ons wil……totdat we ineens ‘antiek’ heten en weer heel veel waard worden.
Het zag ernaar uit dat ik een heel nieuw leven tegemoet ging. De koperslager had een nieuwe opdracht gekregen, hij moest de letters van de 10 uitspraken in koper gieten voor een nieuwe sjoel en toen dacht hij aan mij, omdat ik heel goed in een sjoel zou passen. De mannen kwamen naar mij kijken, ze zagen er deftig uit met pofbroeken, grijze lange jassen en een steek op hun hoofd. Ze spraken een vreemde taal, Spaans of Portugees ofzo. Toen één van hen mij optilde moest hij me meteen weer neer zetten, zo zwaar was ik…. Op de letters stonden ze te mopperen:’ Ze zijn ongelijk’ zeiden ze. ‘Hadden jullie maar een joodse koperslager moeten vragen’, zei de koperslager, terwijl hij best wist dat joden dit beroep helemaal niet mochten hebben van de regering. ’s Nachts raakte ik in de war, de letters waren heel mooi en hadden ook een mooie betekenis, maar over mij werd niet meer gezegd dan: ‘wat is ie zwaar….’ En ‘wel heel mooi, maar ook erg groot’….. Je begrijpt ik voelde me niet zo vrolijk.
Zo duurde dat een aantal dagen, totdat de heren de letters kwamen ophalen. Ze waren echt enthousiast en prezen de koperslager. Die maakte gauw van de gelegenheid gebruik door te vagen:’ Willen jullie de chanoekia ook meenemen, ik geef hem cadeau!’ Maar dat wilden de heren niet, nee, ze wilden mij niet als cadeau, ze betaalden voor mij 10 daalders! Ongelofelijk!! Ik werd op een kar gezet en we reden door de stad, ik keek mijn ogen uit, wat was er veel te zien….tot ik in een brede straat kwam, waar veel paarden gestald waren. Een hoog ijzeren hek met prachtige versieringen ging open en ik zag de ‘snoge, de ‘snoge van Den Haag! Hoog en trots keek het gebouw op mij neer, op het plein liepen werklui heen en weer.
Even dacht ik dat ik binnen weer in een kast gestopt zou worden, maar nee hoor, ik werd neergezet op een verhoging naast de Aron hakodesj waar iedereen mij kon zien. Enige tijd later werd de inwijdingsdienst gehouden. Net zoals eeuwen daarvoor door de Maccabeeén een inwijdingsdienst werd gehouden, de snoge werd in gebruik genomen! De deftige mannen, met wie ik eerder kennis gemaakt had, liepen langzaam naar voren, de Torarollen in de hand. Deze werden stuk voor stuk met veel liefde in de Aron hakodesj neergezet. De zang was schitterend, de rituelen machtig, de sfeer om te zoenen. Alles in mij genoot.
Later zag ik jongens hun Bar Mitswa doen en vrouwen en meisjes achter het hekwerk op de galerij zitten. Ik vroeg mij, eerlijk gezegd, af waarom de meisjes niet hetzelfde recht kregen als de jongens en had het gevoel dat dit in de verre toekomst misschien toch zou veranderen.
Als voorwerp heb je gelukkig niet te maken met zoiets, wij zijn geen man of vrouw. Ik wist alleen nog steeds niet precies wat ik daar deed op die plek….totdat er op een dag iemand mij oppakte en helmaal blinkend poetste. Daarna werd in mijn voorarm een kaars gezet en helemaal rechts eentje. In de dagen die volgden kwam er iedere dag 1 kaarsje bij, van rechts naar links, die, wonderlijk genoeg, van links naar rechts werden aangestoken. Dat is omdat je begint bij de kaars van die dag, zo heb ik geleerd…. Die eerste avond waren er heel veel kinderen in de sjoel om naar het chanoeka verhaal te luisteren, het verhaal van de Maccabeeén die een kruikje olie vonden waarvan de menora, niet maar 1 dag maar 8 dagen brandde. Lang genoeg om nieuwe kosjere olie te maken.
Maar in mijn armen brandden de kaarsen en mijn leven kon niet meer stuk. Ik had ook een belangrijke betekenis, net als de koperen letters. Het liefst had ik iedereen in de sjoel willen omhelzen, maar dat gaat een beetje moeilijk als je brandende kaarsen in je handen hebt. Dus zong mijn nesjomme de liederen maar mee en ook al kon niemand dat horen, je kon vast zien dat ik stond te glimmen van geluk. Er is in alle jaren daarna veel met mij gebeurd, ik was zelfs in het buitenland, maar uiteindelijk ben ik weer terug gekomen op mijn plek in Den Haag, waar ik in 1726 begonnen ben. En het was de trots van die eerste dag – Chanoeka – daar in de snoge in 1726, die mij de kracht heeft gegeven om het vol te houden. Ik wilde dat ik jullie, lieve mensen, iets van die kracht zou kunnen geven, op mijn verjaring, mijn en jullie Chanoeka. Chanoeka sameach,