Het was sjabbatochtend. Het was vol in sjoel.
Iedereen was naar de dienst gekomen. Er was een mooie nieuwe sidoer. Iedereen had zo’n prachtig blauwe sidoer in zijn handen. De rabbijn en de chazan stonden op de bima. Ook zij zongen uit de nieuwe sidoer.
Achterin sjoel klonk een zacht gefluister: ALEF, BET, GIMEL, DALET. Eerst was het heel zacht. Bijna niemand hoorde het. Iedereen probeerde zelf mee te lezen in zijn sidoer. Maar van de achterste bank klonk steeds weer: ALEF, BET, GIMEL, DALET. Een voor een begonnen de mensen zich om te draaien en te kijken. Steeds meer mensen hoorde het gefluister en wilde weten waar het vandaan kwam. Helemaal achterin, op een plekje vlak bij de deur zat een jongetje. Ook hij had een nieuwe sidoer in zijn handen. Hij keek in het open boek en zei: ALEF, BET, GIMEL, DALET en dan weer opnieuw ALEF, BET, GIMEL, DALET, als maar achter elkaar door.
Al gauw hield iedereen op met het zeggen van de gebeden. Zelfs de rabbijn hield zijn mond. Het jongetje merkte niets. Alle mensen in sjoel keken naar hem, maar hij hield zijn ogen op de letters in de sidoer. En hij zei steeds opnieuw: ‘ALEF, BET, GIMEL, DALET’. Plotseling keek het jongetje op. Hij schrok van al die mensen die naar hem keken. Hij begon bijna te huilen en zei heel zachtjes: ‘Ik kan dit boek met joodse letters niet lezen. Ik ben nooit naar joodse les geweest. Maar ik wil tegen God zeggen dat ik blij ben met de Sjabbat, en met mijn papa en mama en mijn zusjes, met Kelev mijn hond en Toeli mijn kat en met de bloemen en bomen en …… ‘. Hij was weer even stil.
Toen zei hij nog zachter: ‘Ik ken maar vier joodse letters, ALEF, BET, GIMEL, DALET. Die zeg ik steeds opnieuw en dan hoop ik dat God er een mooi gebed van wil maken’. De rabbijn kwam van de bima af en liep naar de hoek waar het jongetje stond. Hij sloeg zijn arm om hem heen en zei: ‘Vandaag hebben wij allemaal iets van jou geleerd. Het gaat erom hoe je bidt. Als je God echt laat merken dat je van Hem houdt, dan zijn alle woorden goed. Ik weet zeker dat God jouw gebed het mooiste vond dat hij vandaag hoorde. Dank je wel’. De dienst ging door en uit het hoekje bij de deur klonk zacht, maar heel blij: ALEF, BET, GIMEL, DALET, ALEF, BET, GIMEL, DALET, ALEF, BET, GIMEL, DALET.